Aanvullende veiligheidsinformatie
■ Kleine kinderen
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd ze buiten het bereik 
van kleine kinderen.
■ Gebruiksomgeving
Dit apparaat voldoet aan de richtlijnen voor blootstelling aan RF-signalen wanneer het op 
normale wijze tegen het oor wordt gehouden of wanneer het zich op een afstand van 
minimaal 1,5 centimeter van het lichaam bevindt. Wanneer het apparaat op het lichaam 
wordt gedragen in een draagtasje, riemclip of houder, moeten deze hulpmiddelen geen 
metaal bevatten en moet het apparaat zich op de bovengenoemde afstand van het lichaam 
bevinden.
Voor het overbrengen van databestanden of berichten moet dit apparaat kunnen beschikken 
over een goede verbinding met het netwerk. In sommige gevallen kan het overbrengen van 
databestanden of berichten vertraging oplopen tot een dergelijke verbinding beschikbaar is. 
Houd u aan de bovenstaande afstandsrichtlijnen totdat de gegevensoverdracht is voltooid.
Bepaalde delen van het apparaat zijn magnetisch. Metalen voorwerpen kunnen worden 
aangetrokken door het apparaat. Houd creditcards en andere magnetische opslagmedia uit 
de buurt van het apparaat, omdat de gegevens die op deze media zijn opgeslagen, kunnen 
worden gewist.
■ Medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van draadloze telefoons, kan het 
functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur nadelig beïnvloeden. 
56
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of het 
apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen hebt. Schakel het 
apparaat uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven wordt door 
ter plaatse aangegeven instructies. Ziekenhuizen en andere instellingen voor 
gezondheidszorg kunnen gebruikmaken van apparatuur die gevoelig is voor externe 
RF-energie.
Geïmplanteerde medische apparatuur
Ter voorkoming van storingen van het apparaat raden fabrikanten van medische apparaten 
aan minimaal 15,3 centimeter afstand te bewaren tussen een draadloos apparaat en een 
geïmplanteerd medisch apparaat, zoals een pacemaker of geïmplanteerde defibrillator. 
Personen met dergelijke apparaten moeten met het volgende rekening houden:
•
Houd het draadloze apparaat altijd op meer dan 15,3 centimeter afstand van het 
medische apparaat wanneer het draadloze apparaat is ingeschakeld.
•
Draag het draadloze apparaat niet in een borstzak.
•
Houd het draadloze apparaat tegen het oor dat aan de andere kant van het medische 
apparaat zit om de kans op een potentiële storing te minimaliseren.
•
Schakel het draadloze apparaat onmiddellijk uit als er enige reden is om aan te nemen 
dat er een storing plaatsvindt.
•
Lees en volg de instructies van de fabrikant van het geïmplanteerde medische apparaat.
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze apparaat wanneer u een geïmplanteerd 
medisch apparaat hebt, neemt u contact op met uw zorginstelling.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storingen in bepaalde gehoorapparaten 
veroorzaken. Neem contact op met uw serviceprovider als u last hebt van dergelijke 
storingen.
■ Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in gemotoriseerde 
voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende afgeschermd zijn (bijvoorbeeld 
elektronische systemen voor brandstofinjectie, elektronische antislip- of antiblokkeer-
remsystemen, systemen voor elektronische snelheidsregeling of airbagsystemen). Raadpleeg 
de fabrikant, of diens vertegenwoordiger, van uw voertuig of van hieraan toegevoegde 
apparatuur, voor meer informatie.
Het apparaat mag alleen door bevoegd personeel worden onderhouden of in een auto 
worden gemonteerd. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren en de 
garantie die eventueel van toepassing is op het apparaat, doen vervallen. Controleer 
regelmatig of de draadloze apparatuur in uw auto nog steeds goed bevestigd zit en naar 
behoren functioneert. Vervoer of bewaar geen brandbare vloeistoffen, gassen of explosieve 
materialen in dezelfde ruimte als die waarin het apparaat zich bevindt of onderdelen of 
toebehoren daarvan. Voor auto's met een airbag geldt dat de airbags met zeer veel kracht 
57
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
worden opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare 
draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt opgeblazen. 
Als draadloze apparatuur niet goed is geïnstalleerd in de auto en de airbag wordt 
opgeblazen, kan dit ernstige verwondingen veroorzaken.
Het gebruik van het apparaat in een vliegtuig is verboden. Schakel het apparaat uit voordat 
u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze telecomapparatuur kan gevaarlijk zijn 
voor de werking van het vliegtuig, kan het draadloze telefoonnetwerk verstoren en kan 
illegaal zijn.
■ Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel het apparaat uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle 
aanwijzingen en instructies op. Dergelijke plaatsen zijn bijvoorbeeld plaatsen waar 
u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te zetten. Vonken kunnen op 
dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden 
kunnen vallen. Schakel het apparaat uit bij tankstations, bijvoorbeeld in de nabijheid van 
gas- of benzinepompen. Houdt u aan de beperkingen voor het gebruik van radioapparatuur 
in brandstofopslagplaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven 
wordt gewerkt. Plaatsen met explosiegevaar worden vaak, maar niet altijd, duidelijk 
aangegeven. Het gaat onder andere om scheepsruimen, chemische overslag- of 
opslagplaatsen en gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne deeltjes bevat van 
bijvoorbeeld graan, stof of metaaldeeltjes. U dient contact op te nemen met de fabrikanten 
van voertuigen die gebruik maken van LPG (onder andere propaan of butaan) om vast 
te stellen of dit apparaat in dergelijke voertuigen veilig kan worden gebruikt.
■ Alarmnummer kiezen
Belangrijk: Dit apparaat maakt gebruik van radiosignalen, draadloze 
netwerken, kabelnetwerken en door de gebruiker geprogrammeerde functies. 
Als het apparaat gesprekken via het internet ondersteunt (netgesprekken), 
moet u zowel de netgesprekken als de mobiele telefoon activeren. Het apparaat 
zal proberen alarmnummers te kiezen via zowel het mobiele netwerk als uw internetprovider 
wanneer beide zijn geactiveerd. Verbindingen kunnen niet onder alle omstandigheden 
worden gegarandeerd. U moet nooit alleen vertrouwen op een draadloze telefoon voor het 
tot stand brengen van essentiële communicatie, bijvoorbeeld bij medische noodgevallen.
Een alarmnummer kiezen:
1. Schakel het apparaat in als dat nog niet is gebeurd. Controleer of de signaalontvangst
voldoende is. Afhankelijk van het apparaat moet u mogelijk ook de volgende stappen 
uitvoeren:
•
Plaats een SIM-kaart als deze voor het apparaat vereist is.
•
Maak bepaalde oproepbeperkingen ongedaan als deze op uw apparaat zijn ingesteld.
•
Wijzig uw profiel van Offline of Vlucht in een actief profiel.
58
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
2. Druk zo vaak als nodig is op de end-toets om het scherm leeg te maken en het apparaat
gereed te maken voor een oproep.
3. Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt. Alarmnummers
verschillen per locatie.
4. Druk op de beltoets.
Geef alle noodzakelijke informatie zo nauwkeurig mogelijk op wanneer u een alarmnummer 
belt. Uw draadloze apparaat is mogelijk het enige communicatiemiddel op de plaats van een 
ongeluk. Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.
■ Informatie over certificatie (SAR)
Dit mobiele apparaat voldoet aan richtlijnen voor blootstelling aan radiogolven.
Dit mobiele apparaat is een radiozender en -ontvanger. Het is zo ontworpen dat de grenzen 
voor blootstelling aan radiogolven die worden aanbevolen door internationale richtlijnen, 
niet worden overschreden. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld door de onafhankelijke 
wetenschappelijke organisatie ICNIRP en bevatten veiligheidsmarges om de veiligheid van 
alle personen te waarborgen, ongeacht hun leeftijd en gezondheidstoestand.
De blootstellingsrichtlijnen voor mobiele apparatuur worden uitgedrukt in de maateenheid 
SAR (Specific Absorption Rate). De SAR-limiet in de richtlijnen van het ICNIRP is 2,0 W/kg 
(watt/kilogram) gemiddeld over tien gram lichaamsweefsel. Bij tests voor SAR worden de 
standaardposities gebruikt, waarbij het apparaat in alle gemeten frequentiebanden het 
hoogst toegestane energieniveau gebruikt. Het werkelijke SAR-niveau van een werkend 
apparaat kan onder de maximumwaarde liggen, omdat het apparaat zo is ontworpen dat 
niet meer energie wordt gebruikt dan nodig is om verbinding te maken met het netwerk. De 
hoeveelheid benodigde energie kan wijzigen afhankelijk van een aantal factoren, zoals de 
afstand tot een zendmast waarop u zich bevindt. De hoogste SAR-waarde onder de ICNIRP-
richtlijnen voor gebruik van het apparaat bij het oor is 0,39 W/kg. 
Het gebruik van accessoires en toebehoren met het apparaat kan resulteren in andere 
SAR-waarden. SAR-waarden kunnen variëren, afhankelijk van nationale rapportage-eisen, 
testeisen en de netwerkband. Meer informatie over SAR kunt u vinden onder "product 
information" op www.nokia.com.
59